Korte samenvatting van de harde feiten
In 1948 in Heerenveen als
eerste van tien kinderen geboren
In 1954 naar de lagere
school (basisschool) “School Van Delden”
In 1956 naar de lagere
school “School Schut”
In 1960 naar de LTS (Lagere
Technische School), opleiding elektrotechniek.
In 1960 naar de
Handelsavondschool, opleiding uitgebreid middenstandsdiploma
In 1964 in dienst getreden
bij ATH Janse te Amsterdam, als Leerling Elektromonteur
In 1965 in dienst getreden
bij carrosserie - en bussenbouwer Hainje te Heerenveen, als elektricien
In 1965 in dienst getreden
bij Automatiek van der Wal te Heerenveen, als snackbar medewerker
In 1966 in dienst getreden
bij Mijnssen & Co. N.V. te Amsterdam, als elektromonteur
In 1967 voor de tweede keer
in dienst getreden bij ATH Janse te Amsterdam, als 1e
elektromonteur
In 1975 in dienst getreden
bij Feenstra Verwarming te Heerenveen, als 1e elektromonteur en
meet - en regeltechniek
In 1978 in dienst getreden
bij de Bouwvereniging Heerenveen, als huismeester
In 1980 voor de tweede keer
in dienst getreden bij Feenstra Verwarming te Heerenveen, als 1e
elektromonteur en meet - en regeltechniek
In 1987 in dienst getreden
bij het Feenstra onderdeel Combutec te Breda/Heerenveen, als
elektromonteur en meet - en regeltechniek
In 1991 vanwege ziekte
volledig afgekeurd en in de WAO gekomen
In 1991 start opleiding VOA2
(bedrijfskundig assistent) en CVa (bedrijfsbureau medewerker)
In 1993 in dienst getreden
van het Feenstra onderdeel Service Utiliteit te Drachten, als
storingscoördinator en technisch – administratief medewerker
In 2004 mijn prepensioen
aangevraagd, toegekend per 1 november
In 2004 twee dagen per week
parttime in dienst bij Feenstra Service Utiliteit te Drachten, als
storingscoördinator en technisch – administratief medewerker
In 2005 deze website
opgestart
Mijn leven in een uitgebreidere
chronologische weergave.
In 1948 ben ik geboren in hetzelfde huis,
waarin mijn vader als jongste van negen kinderen ook is geboren. Het huis
was door mijn Opa gebouwd in 1926. Mijn vader verdiende een inkomen in de
petroleumhandel van mijn Opa. Mijn moeder had tot mijn geboorte gewerkt
als werkster en horecamedewerkster. Vlak na de tweede oorlog was er een
groot huizen tekort en daarom woonden tezamen met Opa en Oma nog drie
gezinnen plus een paar nog ongetrouwde ooms en tantes in het grote huis.
Samen konden zij financieel een goed leven realiseren. Het was een goed
sociaal gezin.
De situatie was geheel
anders bij mijn moeder haar ouders thuis. Mijn moeder was het oudste kind
van zes. De oorlogsjaren hebben diep ingegrepen op de gezinssituatie van
mijn Beppe en Pake (Beppe is Grootmoeder en Pake is Grootvader in het
Fries). Zij woonden in een huurhuis en omdat Pake in de oorlog te werk
werd gesteld door de Duitse bezetters in Frankrijk, was het puur overleven
in dit gezin. Pake kwam als invalide terug en heeft na de oorlog altijd
gesukkeld met zijn gezondheid. Hij moest daarom als losarbeider her en der
zijn geld verdienen. Het was in de beginjaren na de oorlog dan ook
onmogelijk voor hen om een financieel goed leven te realiseren. Het was
een goed sociaal gezin.
Dansles was in die tijd een leuke bezigheid
om de donkere winter door te komen en het was, zoals het ging in die tijd
ook een ontmoetingsplaats voor jonge (bijna) volwassen mensen om elkaar te
ontmoeten. Vele liefdesrelaties ontstonden in die tijd op de dansscholen.
Mijn vader en moeder maakten hierop geen uitzondering. Hun liefde en alles
wat daar natuurlijk bij hoort heeft er voor gezorgd, dat mijn moeder
zwanger werd. Zij trouwden in oktober 1947. Een paar anekdotes zijn, dat
in die tijd de nieuwe kleding zo schaars was, dat de trouwjurk tien
kilometer verderop gekocht moest worden en de keuze uit slechts een paar
jurken bestond, gemaakt uit zijde (van parachutes). Voor het aanschaffen
van de kinderwagen hoefde geen moeilijke keuze gemaakt te worden, er was
maar één model. De fotoreportage was echter wel luxe uitgevoerd, omdat
mijn tante beroepsfotografe was.
Over de beginjaren, kan ik natuurlijk alleen
maar iets schrijven, dat ik weet uit overlevering. In 1949 is er een zusje
geboren en moest mijn vader de Nederlandse kleuren verdedigen in de
hopeloze politionele acties in Indonesië. Na het overlijden van mijn Opa
mocht mijn vader terugvliegen naar Nederland, zodat hij achteraf maar een
half jaar in Indonesië is geweest. Ook in deze periode ben ik ernstig ziek
geworden, wat resulteerde in een half verlamd gezicht. Dit is na veel
behandelingen door de toenmalige kinderarts dr. Dijkstra en speciaal onze
huisarts dr. Wierda, bijna geheel genezen. Mijn Immuunsysteem was echter
niet betrouwbaar en daarom moest ik om te voorkomen, dat ik weer alle
kinderziekten en dan vooral de mazelen weer zou krijgen, uitwijken naar
Beppe en Pake. Hier ben ik, meer dan een half jaar gebleven. Wat er in
resulteerde, dat toen ik weer naar mijn ouders mocht, dit bij Beppe en
mijn ooms en tantes hard aankwam. Ik heb eigenlijk altijd een speciale
band met Beppe en Pake gehouden.
In 1950 zijn wij verhuisd naar een kleine
woning vlakbij Heerenveen en mijn Beppe en Pake. Dit was een huisje met
twee bedsteden en zolder, waar je de sterren kon zien tussen de kieren van
de dakpannen en een opklapbed in de woonkamer. De keuken was klein en
primitief. De WC was buiten achter het huis op ongeveer 15 meter van de
voordeur. Koud en griezelig in de winter. Het waren drie huizen aan elkaar
gebouwd, wij woonden in het midden. Het voorste huis werd bewoond, door
een weduwe en twee dochters en was goed onderhouden. Het achterste huis
werd bewoond door een groot gezin, dat het niet zo nauw nam met de
hygiëne.
Voor ons was het een geweldige buurt om te
wonen, rondom waren weilanden om in te spelen, vooral in de zomer in de
hooitijd was het geweldig. Ook de gemeenteopslag van rioolduikers,
straatstenen en stoeptegels was in de buurt, zodat wij naar hartenlust
creatief konden zijn, zoals hutten bouwen. Fruitbomen waren er veel, dus
vaak buikpijn van de meestal net niet rijpe appels of ander fruit. De
compagnonsvaart liep voor ons huis en ontelbare keren zijn wij dan ook
onvrijwillig kopje onder gegaan. Bijvoorbeeld bij de eerste fiets poging.
Deze vaart werd gebruikt voor vele doeleinden, zoals vrachtvaart, het
ophalen van de melkbussen bij de boeren, de kermisexploitanten vervoerden
zelfs hun draai- en of zweefmolens met een Skûtsje naar de kermissen. Zij
woonden ook in deze Skûtsjes. De zandschipper kwam en verkocht een paar
keer per jaar wit zand, dit was nodig om op de vrijdagbeurt de stoepen en
paden te bestrooien of een zandbak te maken. De melkboer verkocht losse
melk, karnemelk en karnemelksepap. De Gruyter had nog het snoepje van de
week (losse snoepjes in de boodschappendoos). Elke zaterdag kwam de man
met zeep. De Klokzeep was altijd snel open om te zien of in de doos tussen
het zeeppoeder een horloge was verstopt. Nooit dus. Castella Parels had in
ieder geval een paar kraaltjes in de verpakking om een snoer van te
rijgen.
De kleuterschool heb ik nooit gemist met al
deze activiteiten vlakbij huis. In 1954 kwam er een eind aan het vrije
leven en moest ik en veel speelkameraadjes naar de lagere school. De
eerste schooldag was een hele belevenis met veel huilende kinderen. Ook
moest ik mij uitdrukken in het Nederlands, wat voor mij en nog veel
anderen moeilijk was, omdat in de eerste zes jaar van ons leven de
voertaal uitsluitend Fries was. Wij kregen dus les in een bijna vreemde
taal. School Van Delden was de eerste twee jaar de aangewezen school voor
onze buurt. Deze school was erg streng en onplezierig, de sfeer was
onderdrukkend. Gelukkig hadden wij een aardige Juffrouw Bijlsma. Met
ingang van het derde schooljaar werden de schoolgrenzen aangepast en
moesten wij naar School Schut. Om het euforisch uit te drukken, dit was
een overgang, als van de hel naar de hemel.
In 1955 gingen wij verhuizen naar een echte
gezellige arbeidersbuurt in Heerenveen. Deze woning was veel ruimer, er
waren twee slaapkamers, een alkoof en een WC binnenshuis. Ook hier konden
wij van alles ondernemen, in bijvoorbeeld de nieuwbouw. Allerhande
activiteiten vonden hier plaats, woningbouw het aanleggen van wegen. Voor
kinderen een paradijs dus. Als je tenminste de politie kon ontlopen.
School Schut had voor die tijd een losse
aanpak volgens een ander systeem, dan gebruikelijk. De sluimerende
creativiteit werd aangewakkerd, dit ondanks een leerlingenaantal van 45
kinderen per klas. De lesstof was plezierig en de enige zorg, die ik had
was om in vooral de laatste klassen in de A en B-taken groep te blijven,
omdat dit de mogelijkheid bood om naar de ambachtsschool (LTS) te gaan.
B-taker's gingen naar de ULO (MAVO) en C-taker's gingen naar de HBS (HAVO).
Ik pendelde dus heen en weer tussen A en B, door eenvoudig de tweede of
derde B-taak opgave te verknoeien. Ik wist ook altijd, dat ik elektricien
zou worden. Ook om niet te vergeten, waren de leuke activiteiten op
school, zoals het maken van een hoorspel op een bandrecorder, die wij zelf
verdiend hadden door oud papier in te zamelen. Ik maakte de
geluidseffecten op een elektrisch toneelbord, dat mijn vader ook wel
gebruikt had bij toneelvoorstellingen. Onderscheid tussen jongens en
meisjes was er in die tijd zeker nog op school. De meisjes gingen twee
keer per week handwerken. De jongens gingen dan tuinieren of voetballen.
Samen bouwden wij in het handwerklokaal ukeleles, schaak- en damborden en
nog veel meer. In de zesde klas gingen wij vier dagen op de fiets naar
Kampen, Oldebroek en terug via Meppel. Wij verbleven in jeugdherbergen.
Dit was een echte lange tocht voor zesdeklassers, maar Meester Schut vond
dat, dat moest. Het onderwijs en alle activiteiten waren erop gericht, dat
je het samen moest doen en dat de maatschappelijke en sociale verschillen,
die er zeker waren, nooit zichtbaar werden op school. Hier werden ik en
veel anderen gevormd en bewust gemaakt van de wereld om ons heen met alle
goede en slechte dingen.
In 1960 ging ik naar de LTS om een vak te
leren en naar Handelsavondschool om later een eigen bedrijf te kunnen
beginnen. Dit laatste was een wens van mijn vader. De eerste drie jaren
verliepen probleemloos. Er was een kleine onderbreking in het eerste jaar,
vanwege een motorongeluk. Ik zat achter op de motor bij mijn vader, toen
een automobilist wel afsloeg, maar dit niet kenbaar maakte door middel van
signalen. Een hersenschudding was het gevolg. Aan geld had ik meestal geen
gebrek op school, omdat ik veel handelde in bromfiets-, elektronica- en
radio-onderdelen, maar ook in foto’s uit de Playboy en nog veel meer. In
het vierde jaar mislukte mijn schooljaar doordat ik teveel hooi op de vork
had genomen. De beide opleidingen kwamen in het laatste jaar en vijf dagen
en drie avonden naar school per week was gewoon teveel. Ik ben gewoon
gestopt. Punt uit. Geen diploma’s gehaald, maar wel veel geleerd.
In 1964 had ik in de zomervakantie al kennis
gemaakt met de werkgever van mijn vader. Deze zomer verdiende ik een nog
op te knappen brommer, als vakantiewerker. Na de zomer ben ik ook bij dit
Amsterdamse bedrijf “ATH Janse” gaan werken. Werk was er genoeg in
Heerenveen in die tijd, maar een bedrijf in Amsterdam viel binnen de
gemeenteklasse 1 en betaalde daarom beter dan een Fries bedrijf. Mijn
eerste loon was 19,35 gulden per week. 10,00 gulden werd hiervan afgestaan
aan mijn ouders als bijdrage in de kosten. Het gezin bestond toen uit twee
ouders, vier jongens en vier meisjes. De eerstkomende twee jaar zouden er
nog een meisje en een jongen bijkomen. De eerste maanden werkte ik bij de
nieuwbouw van de VSF (Verenigde Stofzuiger Fabriek) in Leeuwarden. Later
werkte ik voor ATH Janse nog bij de Philips vestigingen in Zwolle,
Winterswijk en Apeldoorn. In het plaatsje Hoek in Zeeuws Vlaanderen werkte
ik bij een drinkwaterpompinstallatie en verder nog veel klusjes op andere
locaties. Meestal was je in de kost bij particulieren, maar er werd ook
veel per trein of bus gependeld. Een kosthuis zoeken was altijd nog een
heel gedoe. Meestal had de uitvoerder ter plaatse wat adressen, maar soms
moest je ook bij de plaatselijke VVV of politie adressen scoren. Je ging
dan naar één of meer adressen om jezelf voor te stellen en om een afspraak
te maken over de te betalen vergoeding per week. Kwam je hieruit en was de
eerste indruk goed, dan kon je weer een weekje of langer slapen en eten.
In het najaar van 1965 had ik genoeg van dat
gereis elke week, ik besteedde alle geld door de week aan café - en
bioscoop bezoek. Veel familieleden hadden in het verleden gewerkt of
werkten nog bij de bussenbouwer Hainje. Ik dacht ook hier mijn geluk te
vinden, maar binnen een paar maanden kwam ik achter, dat deze vorm van
productiewerk voor mij niet geschikt was. Ik heb daarom besloten om iets
geheel anders te gaan proberen en ben bij een automatiek (snackbar) gaan
werken. Dit werk was volledig anders en nieuw voor mij, ook de werktijden
waren geheel anders. Het beviel mij uitstekend. In deze winter heb ik ook
mijn motorrijbewijs gehaald, alhoewel ik al een paar jaar motor reed op
een oefenvergunning. Ook moest ik volgens mijn zuster en haar vriend op
dansles. Deze danslessen waren een ramp, hoe iemand hier van kan genieten
is mij een raadsel. Ik heb het een halve cyclus volgehouden en ben toen
gestopt. In onze groep zaten tachtig meisjes en twintig jongens, een
keertje spijbelen of aan de bar blijven hangen was er dus als jongen niet
bij.
In de herfst van 1966 kon ik weer aan de
slag als elektromonteur in Andijk bij een nieuw te bouwen
drinkwaterpompinstallatie. Het werk in de automatiek werd te eentonig en
Mijnssen betaalde beter. Ik zat hier samen met mijn neef in de kost bij
een oudere ongetrouwde vrouw. Zij was streng en ouderwets, maar wij hebben
haar een beetje kunnen heropvoeden. Café Mos was elke avond ons
toevluchtsoord. Ook gingen wij wel eens naar Hoorn om een bioscoopje te
pakken. Sommige collega’s gingen op de donderdagavond naar Amsterdam, om
het nieuwe loonzakje te legen. Het kwam voor, dat er op vrijdag geld
geleend moest worden om thuis te kunnen komen, dit ging mij te ver. Het
werk was zeer leuk, maar door een vies spelletje werden een paar goede
collega’s er uit gewerkt. Alle over blijvende collega’s waren het hier
helemaal niet mee eens en wij gingen in staking. De directie uit Amsterdam
kwam en met wat vleierijen en vage beloften kregen zij iedereen weer aan
het werk, behalve drie stijfkoppige Friezen, die bleven eisen de jongens
terug of wij zijn ook weg. Er was toentertijd een krapte aan goede
elektromonteurs en zij hebben zelfs met opslag geprobeerd ons te houden,
maar onze eis was duidelijk en hieraan wilden zij niet voldoen. Het
eindigde allemaal met een ter plaatse geschreven getuigschrift en wij
namen op staande voet ontslag.
Het ontslag was genomen op vrijdag en de
maandag hierop gingen wij weer aan het werk bij de nieuw te bouwen
Mocconatoren van Douwe Egberts te Joure, dus vlakbij huis. Bij ATH Janse
werden wij met open armen ontvangen. Uiteindelijk zou ik hier acht jaar in
dienst blijven. Bij dit bedrijf kon veel en nadat ik mijn Harley Davidson
geheel had gerestaureerd, kon ik dan ook zonder problemen onbeperkt vrij
krijgen om met de motor door Europa te gaan zwerven. Er was één voorwaarde
twee weken van tevoren bellen wanneer je weer begint. Uiteindelijk is het
zwerven een beetje minder geworden als gepland, maar in de vele weken vrij
heb ik wel een eigen motor gebouwd, die nooit goedgekeurd had kunnen
worden in Nederland. Maar het was wel leuk. Via mijn broer is hij
uiteindelijk op het politiebureau terechtgekomen, maar bleek daar met de
gehanteerde middelen niet te vernietigen. Hij is geëindigd op de LTS in
een tentoonstelling van huisvlijt en toen door de leerlingen in stukken
gezaagd. Ik had ook al eens een brommer met 2½ meter verlengd, ook deze
was geëindigd op het politiebureau, maar ik had hem toen al verkocht. De
werkplaats van ons nieuwe huis (het ouderlijk huis van mijn vader en waar
ik geboren ben) was in die tijd een echt creatief centrum. Hier werd heel
wat gechopt en gesleuteld aan de eigen motoren en aan motoren van anderen.
Bij ATH Janse liep het werkaanbod iets terug
door zowel een bestedingsbeperking bij Philips als bij het Rijk. En omdat
elke dag Heerenveen – Amsterdam v.v., dagen van 05.20 uur tot 19.00 uur op
een duur teveel wordt, ben ik via het arbeidsbureau in 1975 bij Feenstra
Verwarming begonnen. Dit bedrijf had toen al veel vestigingen, maar ik
werkte vanuit Heerenveen, dit was een hele verbetering. Het werk had ook
weer een geheel nieuwe dimensie, want in die tijd moest je nog veel zelf
bedraden en aansluiten. Ik moest dus niet alleen volgens de mij wel
bekende elektriciteitsnormen werken, maar moest nu ook de gas - en
waterleiding voorschriften beheersen. Het regelen van het klimaat in een
gebouw kwam daar ook nog eens bij.
Na zo’n 3½ jaar begon echter het werk te
vervelen. Op het laatst is het ene ketelhuis niet meer te onderscheiden
van het andere. Daarom gesolliciteerd bij de Bouwvereniging Heerenveen.
Hier werd ik aangenomen als huismeester. Mijn werkzaamheden begonnen
tussen Kerst en Oud- en Nieuwjaar precies in het jaar, dat er een record
aan sneeuw viel in Nederland. Tonnen heb ik rondom de Muntflats weggeveegd
en ook niet te vergeten uit de toegangshallen. Het werk was op zichzelf
wel leuk, je had veel contact met de bewoners (ik woonde er zelf toen ook)
en het werk was veelzijdig. Maar na een maand of vijftien werd ook dit
werk mij te eentonig. Na een dispuut over de invoering van het
functieclassificatie systeem was voor mij de lol er af en ben weer gaan
solliciteren. Een tijdje na dit besluit en een sollicitatie bij de
muziekschool in Heerenveen, werd ik gebeld door Beeksma mijn vroegere chef
bij Feenstra, deze wilde graag, dat ik terugkwam bij Feenstra. Een beetje
meer salaris een auto van de zaak en wij waren er uit.
Ik viel met de neus in de boter, omdat in de
meet- en regeltechniek in de centrale verwarming de microchip was ontdekt,
dit opende vele perspectieven tot uitbreiding van de mogelijkheden en hoe
meer mogelijkheden, hoe meer parameters, des te meer bedrading, bekabeling
en creativiteit.
Begin negentiger jaren was het echter
gebeurd met mijn normale werkzaamheden, vanwege optredende allergie voor
huisstofmijt en nog wat dieren (gelukkig niet voor katten). Na nog een
tijdje in Drachten te hebben gewerkt als magazijnmeester en wat zoal meer,
was ook dit niet de oplossing. Diabetes was de volgende kwaal waar ik mee
moest leren leven.
Als je in ongeveer tien dagen tijd van 105
kg. naar 87 kg. Gaat en het suikergehalte in het bloed stijgt richting 65
m/mol (4-8 is normaal), dan ben je erg ziek. Maar ook dit keer hebben zij
mij niet klein gekregen en na een langdurig herstel ben ik weer naar een
dagopleiding gegaan via Feenstra en de GMD. De opleiding duurde zo’n twee
jaar en toen was ik een gediplomeerde (voor het eerst in mijn leven een
diploma) administratief medewerker en een bedrijfskundig assistent (VOA2).
Na nog wat aanloopmoeilijkheden ben ik
uiteindelijk voor twee maanden gaan werken bij Feenstra Service Utiliteit
te Drachten. De twee maanden zijn nu in 2008 ongeveer 16 jaar geworden en
ik werk er nog steeds. Het werk is nooit hetzelfde, dat is mooi en je kunt
je ei er kwijt.
Vanaf november 2004 werk parttime twee dagen
per week, en voor de rest geniet ik van mijn vroegpensioen. Balkenende en
Zalm, bedankt voor de asociale ingreep in de door ons betaalde pensioenen.
Het heeft er echter alleen toe geleidt, dat ik drie jaar eerder van mijn
vroegpensioen ben gaan genieten.
In oktober 2006 heb ik na veel klachten in
het voorafgaande jaar een darmonderzoek gehad, dit was niet zo positief,
want er bleek een kwaadaardig gezwel in de darm te zitten. Na een operatie
in november 2006 bleek, dat er veel uitzaaiingen waren in het buikvlies en
de lever, dus een hopeloze zaak en was ik een stoma rijker. De gehele
familie dus in rep en roer.
Zelf heb ik de ziekte altijd in alle rust
benaderd en ben het palliatieve chemokuur circuit in gedoken. Nu is een
chemokuur niet altijd een pretje maar het zorgt er in ieder geval voor,
dat je alles een beetje oprekt. Je leeft wat langer, maar mijn stelregel
is wel: niet tegen elke prijs. In 2007 ben ik ook nog tien dagen op
vakantie geweest naar Engeland (Bournemouth en omgeving). In het voorjaar
van 2008 ben ik nog een dag of twaalf naar Wales en Yorkshire geweest. Dit
was geen succes teveel last gehad van pijn en extreme moeheid.
Bij nader onderzoek bleek, dat er een
uitzaaiing in de heup zat, dit gezwel is éénmaal palliatief bestraald en
de pijn was over. In de zomer van 2008 is mijn algehele conditie flink
gedaald en ben ik, althans dat is mijn idee uitbehandeld en is het zaak om
zo comfortabel mogelijk de resterende tijd vol te maken. Ik hoef dit niet
alleen te doen, omdat onze familie als één blok achter mij staat en
ondersteund.
En dan nog een vraag, die waarschijnlijk
bij velen leeft.
Iedereen is
behoorlijk op de hoogte van het verloop van mijn leven, dat zich dan ook
in alle openheid heeft afgespeeld. Toch blijven er vragen over betreffende
mijn leven, die niet altijd aan de orde zijn komen. Het komt dan ook voor,
dat iemand de nieuwsgierigheid niet kan onderdrukken en dan komen er
vragen over mijn liefdesleven, die dicht tegen mijn privacy grens aan
liggen. Nu kan ik die vragen wel ontwijken, maar waarom ook. De meesten,
zullen zachtjes dezelfde vragen wel eens stellen.
Daarom is nu
hieronder in duidelijke taal mijn verhaaltje voor iedereen te lezen.
Voor zover ik
weet ben ik nooit verliefd geweest op iemand en is er ook nooit iemand op
mij verliefd geweest. Verkering, verloofd of trouwen is dus ook nooit een
optie geweest. Ik heb altijd een solitair leven geleidt. Het is dus
onmogelijk, dat er ooit een kleine Eeltje zal opduiken.
Goede vrienden en of
vriendinnen van het type waar je alles meedeelt heb ik ook nooit gehad. Ik
had altijd genoeg aan de mensen om mij heen, zoals: thuis, op school en op
het werk. Ik functioneer graag in harmonie in een groep om dan samen iets
tot stand te brengen en of te onderhouden. Misschien had ik dus wel
Pastoor of Monnik moeten worden.
Als ik tijd heb, kan er nog meer volgen